De wassende maart, drie kwartier na zonsondergang, in maart
De maan verschijnt elke dag anders
Dit is een hoofdstuk uit:
Liesbeth Bisterbosch: "Sterrenkunde voor klas 7 van de Vrije School"
een uitgave van het (toenmalige) VPC, tweede druk 1995.
(didactiek 12 jarigen! tekst zonder plaatjes)
Wanneer we 's nachts bij heldere hemel op een donkere plek zijn, kan onze blik 'gepakt' worden door de ontelbaar vele fonkelende sterren. Meerdere hebben een gele, oranje, rode of blauwe tint. Misschien is er een héél helder lichtpunt dat niet fonkelt, maar een rustig licht geeft. Dat kan Venus, Jupiter of een van de andere planeten zijn. Maar als de maan aan de nachtelijke hemel staat, dan trekt haar grote gestalte, die wit oplicht en soms omringd is door kleur, de meeste aandacht. De sterren zien er matter uit en lijken verder weg dan wanneer ze op een maanloze nacht aan de hemel fonkelen. Alles in de verte is zwart of grijs. Van onze verre omgeving zien we alleen de donkere contouren. Afstanden zijn moeilijk in te schatten. In de nabije omgeving, die overdag zo rijk aan kleuren en vormen is, is bij veel maanlicht het meeste goed herkenbaar. Bij volle maan is er zoveel licht, dat zelfs de kleinste onregelmatigheden op de weg te zien zijn. Bij het wandelen, loopt een schaduw met ons mee. Het rood van het dak van een huis en het blauw van een bloem zijn waar te nemen. Of komt het door onze herinnering dat we deze kleuren onderscheiden? Wát er op enige afstand te zien is, blijft vaag. We kunnen fantaseren dat daarginds bijv. een paard bij een struik staat -of naast een tent...?
De maan ziet er elk etmaal anders uit. De tere avondsikkel, de heldere ronde volle schijf aan de nachtelijke hemel, de matte gebochelde vorm 's ochtends aan de blauwe hemel, deze zo verschillende hemellichamen herkennen we zónder te twijfelen als de maan. Bijna een maand lang verandert de schijngestalte voortdurend.
Ook de plaats van de maan aan de hemel verandert steeds. Iedere volgende nacht staat hij op hetzelfde tijdstip aanzienlijk oostelijker aan de hemel. Gemiddeld gaat hij 50 minuten later op en onder. Na enkele dagen bewolking staat de maan zo anders aan de hemel dat het moeite kost een exacte voorstelling te vormen van hoe hij (de vorige keer dat we hem zagen) ook alweer stond. En het overzicht, dat zou kunnen helpen het herinneringsbeeld op te bouwen, blijkt te ontbreken.
Van avondsikkel tot volle maan
De tere avondsikkel en Jupiter op 22 april 2012 om 19.38 uur (boven) en 20.03 uur (beneden)
Foto: Karel Cap
De sierlijke ragfijne sikkel die al kort voor of tijdens de zonsondergang heel even aan de westelijke hemel te zien is, kondigt een nieuwe maand van nachtelijk maanlicht aan. Wanneer de hemel in de volgende twee weken 's avonds onbewolkt is, kunnen we ervaren hoe de wassende maan van avond tot avond na zonsondergang méér licht in de nacht brengt.
De slanke avondsikkel verdwijnt kort na zonsondergang in de westelijke nevels. Het verlichte deel wijst in de richting van de ondergegane zon. Het sterrenbeeld van de Dierenriem waarin deze maan staat, wordt aan de westelijke hemel niet zichtbaar. Die hemelrichting blijft na zonsondergang nog zo lang oplichten, Wanneer eindelijk de hemel volkomen donker is geworden, zijn het beeld en de maansikkel al onder.
Elk volgend etmaal staat er laat op de middag een bredere sikkel aan de (zuid)westelijke hemel. Deze zal pas bij het invallen van de duisternis de aandacht trekken. Bij zonsondergang staat hij nog niet zo westelijk aan de hemel als de vorige avond en zal dan ook langere tijd na de zon ondergaan (gemiddeld een uurtje). De wassende maan verwijdert zich van de zon.
Een weekje nadat 's avonds voor het eerst de avondsikkel te zien was, is de gehele westelijke kant van de maanschijf (de rechterkant) wit. Voor het zien van de halve maan hoef je niet te wachten tot het einde van de middag. Hij wordt tegen het einde van de ochtend aan de oostelijke hemel bleekjes zichtbaar en staat in de schemeringstijd in het zuiden. Bij het donker worden van de hemel begint hij helder op te lichten. De wassende halve maan gaat pas in het midden van de nacht onder. De sterren van het beeld waarin de eerste-kwartier-maan staat, kunnen in de avonduren aan de donkere hemel te zien zijn.
In de week na halve maan verschijnt steeds 's middags een grotere, meer gebochelde maan aan de (zuid-)oostelijke hemel. Het opkomen is onder gunstige omstandigheden zichtbaar. Als je later op de middag toevallig in zijn richting kijkt, zie je een wit ding. Een groter deel van de oostelijke kant (linkerkant) wordt zichtbaar. (De maan krijgt een steeds dikkere buik of bochel.) Bij het invallen van de duisternis gaat de gebochelde maan intensief oplichten, zodat je al wandelend nog voldoende bijgelicht wordt. Bij het verder wassen van de maan geeft hij meer grijzig licht. En na het middernachtelijke uur is er steeds langere tijd maanlicht. Het steeds later ondergaan van de gebochelde maan in de nanacht maken we gewoonlijk niet mee, omdat we dan slapen.
Het toenemen van het maanlicht duurt ongeveer twee weken. De wassende schijngestaltes komen overdag onopvallend op en gaan steeds later in de nacht onder. De volle maan komt 'pas' in de avondschemering op. Als de oostelijke hemel al donker is geworden, is dit een indrukwekkend gebeuren. De volle maan klimt de hele avond en staat op het middernachtelijke uur op het hoogste punt van zijn hemelboog. In de tweede helft van de nacht daalt hij en verdwijnt als de zon opkomt. De volle maan brengt de hele nacht licht. Hij staat tegenover de zon. Zijn licht verbleekt de sterrenhemel zózeer dat van geen sterrenbeeld in de nabije omgeving het lichtpatroon te zien is; hoogstens zijn er enkele lichtvlekjes te bespeuren. Aan sterren die verder van de maan af staan en minder verbleekt zijn, kan een ervaren waarnemer afleiden in welk Dierenriembeeld de volle maan staat.
Van volle maan tot ochtendsikkel
De gebochelde afnemende maan komt 's avonds pas na het invallen van de duisternis op. Laag aan de donkere oostelijke hemel lijkt die maan heel groot, veel groter dan uren later, wanneer hij hoger aan de hemel staat. Het opkomen van de maan (de donkere kant eerst, de lichte kant volgt) maakt een nogal plompe indruk; alsof deze maan de neiging heeft omlaag te zakken. Maar hij begint juist aan de oostelijke hemel zijn hemelbaan. De afnemende maan zal in de rest van de nacht zichtbaar zijn en misschien ook nog 's ochtends vroeg aan de blauwe hemel. De afnemende maan verbleekt tijdens het ochtendgloren en gaat overdag onopvallend onder. Iedere volgende nacht moeten we na zonsondergang nog langer wachten (gemiddeld een uurtje) tot de omgeving in het maanlicht herkenbaar wordt.
Een week na volle maan is de schijngestalte weer gehalveerd. De laatste-kwartier-maan komt pas in het midden van de nacht op. Slechts de oostelijke helft van de schijf is verlicht. Deze wijst in de richting van de zon die op weg is op te komen. Alleen in de tweede helft van de nacht is er nog maanlicht. De intensiteit van het maanlicht neemt ook af.
In de week na de afnemende halve maan wordt de heldere sterrenhemel in de uren voor zonsopkomst gesierd met een maansikkel. Die doet de sterren nog maar weinig verbleken. Bij het lichter worden van de oostelijke hemel verbleekt hij zelf al snel.
Bijna vier weken na het verschijnen van de 'nieuwe' avondsikkel aan de westelijke hemel is er kort voor zonsopkomst aan de donkerblauwe oostelijke hemel misschien nog een ragfijn sikkeltje te zien. Het is slechts even zichtbaar. Terwijl alles op aarde weer kleur krijgt, verdwijnt deze 'laatste maan' van de hemel. En dan komt de zon in al zijn glorie op. Een nieuwe dag begint.
De afnemende maan verdwijnt eerst van de avondhemel (de tijd dat we naar hem kunnen kijken). Vervolgens brengt hij in de tweede helft van de nacht (de tijd dat we slapen) en in de uren voor zonsopkomst steeds kortere tijd steeds minder licht. Hij verdwijnt tamelijk snel uit onze aandacht.
De ochtendsikkel met Venus, en veel hoger Jupiter op 16 juli 2012
(foto Karel Cap)
De onzichtbare maan
De maan is in de periode tussen slanke ochtendsikkel en slanke avondsikkel meerdere dagen niet te zien. Hij maakt overdag zijn hemelboog, in de nabijheid van de zon. Hoeveel dagen hij onzichtbaar blijft, hangt af van de stand van de Dierenriem. Bij een hoge stand in de ochtend- of avondschemering kan een zeer ragfijne ochtend- resp. avondsikkel even te zien zijn.
Op de ochtend voor nieuwe maan was de afnemende sikkel voor de zon opgekomen; de maan stond rechts van de zon. Op de avond na nieuwe maan zal de toenemende sikkel na de zon ondergaan; de maan staat links van de zon. De maan gaat langzamer van oost naar west dan de zon; de maan is traag... Tijdens de onzichtbaarheidsperiode van de maan passeert de zon in zijn dagelijkse beweging van oost naar west de maan. Op dat moment is het 'nieuwe maan'.
De maan eindigt zijn zichtbaarheidsperiode bij het opkomen in het licht van de opkomende zon. De ochtendsikkel verdwijnt in het daglicht. Hij begint een nieuwe zichtbaarheidsperiode bij het ondergaan na de zon. De maan onttrekt zich uit het licht van de ondergaande zon; een tere avondsikkel wordt zichtbaar.
De zon en de schijngestaltes van de maan
De maan wordt 'geboren' in het westen, bij ondergaande zon. Gedurende twee weken wordt de wassende maan steeds meer heerser van de nacht, door steeds later onder te gaan. Als volle maan staat hij tegenover de zon. De maan is dan op zijn helderst en de meeste uren zichtbaar (van zonsondergang tot zonsopkomst).
De zichtbaarheid van de afnemende maan neemt snel af. Zijn lichtintensiteit wordt minder; belangrijker is nog dat hij steeds minder op 'gunstige uren' aan de hemel staat. De afnemende maan komt steeds later op (begin van de avond, eind van de avond, middernacht, na middernacht, voor zonsopkomst) en 'sterft' in het oosten, in het licht van de opkomende zon.
De ronde witte rand van de maanschijf is altijd naar de zon toe gericht; de maan licht op in het zonlicht. Hoe verder de maan van de zon is verwijderd, hoe groter voor ons de hoek is tussen de maan en de zon, des te meer is de schijf verlicht.
Alle wassende maangestalten lichten op aan de westkant, de kant van de ondergaande of ondergegane zon (de 'p' van premier). De sikkels worden bij een toenemende hoekafstand tot de zon dikker en dan wordt de maanschijf aan de oostkant voller en ronder.
Alle afnemende manen zijn helder aan hun oostkant, de richting waar de zon opkomt (de 'd' van dernier). Bij het naderen van de zon wordt het oplichtende deel van de maanschijf kleiner. De westkant krimpt van vol over gebocheld, naar half en dan wordt de linker helft steeds holler.
De maan staat elke dag bij andere sterren
De maan staat al na een of twee, drie dagen in een ander Dierenriembeeld. Hij snelt door de Dierenriem linksom, oostwaarts en komt zo in het Dierenriembeeld dat later op- en ondergaat.
Als bijv. de halve maan rechts van een ster staat, is in de loop van de avond te zien dat de afstand tussen de ster en de maan eerst steeds kleiner wordt en vervolgens weer toeneemt. Later in de nacht staat de maan steeds verder links van de ster. De maan beweegt elke dag aanzienlijk trager van oost naar west dan de sterren. (Ze blijft in een etmaal gemiddeld 13
Home · contact · Een Klaar Zicht © 1995 - 2024