Vertalingen van de Georgica van Vergilius
door Joost van den Vondel
De grote dichter Joost van den Vondel had teksten van de Latijnse dichter Vergilius over het agrarische leven en de kosmos de Georgica, vertaald. Vergilius had veel overgenomen van Homerus en Hesiodus. P.E.L. Verkuyl uit Haren (Gr.) bespreekt de sterrenkundige beschrijvingen uitvoerig en zeer kundig.
Zie: "Vondel en de ‘loci astronomici’ van Vergilius"
Bovenstaande tekst (29 blz.) van P.E.L. Verkuyl uit Haren (Gr.) staat op de indrukwekkende website van "De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)" en heeft als link: https://www.dbnl.org/tekst/groo028visi01_01/groo028visi01_01_0008.php
Of zie het hele boek waarin dit artikel verschenen is (318 blz): E.K. Grootes en S.F. Witstein (red.), Visies op Vondel na 300 jaar. Martinus Nijhoff, Den Haag 1979 P 119- 154
https://www.dbnl.org/tekst/groo028visi01_01/downloads.php
Voor verdere studie wordt door P.E.L. Verkuyl uit Haren (Gr.) het werk van L. Ideler uit 1809 aanbevolen.
L. Ideler. "Untersuchungen über den Ursprung und die Bedeutung der Sternnamen. Ein Beytrag zur Geschichte des gestirnten Himmels." Berlin 1809
Bij Google book is dit als gratis E-book te verkrijgen:
546 blz. 21 MB originele download via Google books
P.E.L. Verkuyl uit Haren (Gr.) schreef ter afronding:
De gang langs de astronomische loci zoals ze in de proza-Vergilius door Vondel zijn weergegeven, voert ons tot enkele bevindingen met betrekking tot de Amsterdamse dichter.
Allereerst blijkt hij met de in de Klassieke Oudheid voor zeevarenden zo belangrijke verschijnselen van de zogenaamde poëtische op- en ondergangen van enkele opvallende sterrengroepen niet erg vertrouwd.
Kennis omtrent het verschijnen en verdwijnen van die Pleiaden en Hyaden was in de zeventiende eeuw voor zeelui (evenzo voor boeren) van geen praktisch nut meer. Men kon die kennis in zekere zin verwerven via de lectuur van klassieke literaire werken, waaraan die fenomenen aan het hemelgewelf zelfs hun aanduiding als ‘poëtisch’ te danken hebben, maar dat kon dan toch slechts op basis van interesse voor astronomische verschijnselen en/of van enige elementaire kosmografische kennis.
Adequate vertaling van die literaire loci met betrekking tot die heliakische, akronychische en kosmische op- en ondergangen, geschreven tegen de achtergrond van een destijds algemeen aanwezig ‘begrip’ van de bouw van de kosmos, zulk een vertaling vereiste veeleer deskundigheid inzake die verschijnselen dan dat men ze erdoor verwerven kon. Die deskundigheid blijkt Vondel te missen.
Zijn vermogen tot weergeven van deze loci in Vergilius' werken reikte zover zijn commentatoren hem de helpende hand boden, niet verder.
Evenmin getuigt Vondels werk zover als dat hier binnen onze gezichtskring is gevallen, van interesse voor sterrekundige verschijnselen-en-détails. Enige elementaire kennis mag men aanwezig veronderstellen, maar met zekerheid er veel van weten doen we niet.
Bij zijn vertalen van de astronomische loci werd Vondel - een tweede vrucht van onze beschouwing ervan - ook niet geholpen door een duidelijke voorstelling in zijn geest, gebaseerd op eigen geïnteresseerde aanschouwing, van wat er aan sterrenbeelden en opvallende verschijnselen, met name heldere sterren en dwaalsterren, aan de hemelkoepel, of op sterrenglobe dan wel sterrenkaarten te zien valt.
Telkens weer ziet men hem, bijvoorbeeld bij de plaatsen waar Boötes, Grote en Kleine Beer, Arcturus een ‘rol’ spelen, karakteristieke visuele details elimineren of inadequaat weergeven.
Iets soortgelijks lijkt gezegd te kunnen worden ten aanzien van de zodiakale sterrenbeelden en de gang erlangs van de zon in zijn ecliptica-baan: de gesignaleerde eigenaardigheden zijn in het algemeen echter te bijzonder van aard (bijv. waar sprake is van de Pisces, van Aquarius) om hier erg duidelijke algemene conclusies te kunnen trekken.
Bij de ietwat ‘verraderlijke’ plaats over de Stier die het jaar opent evenwel blijkt toch duidelijk Vondels associatievermogen te werken zonder heldere visuele voorstelling van het sterren-bééld. En hij heeft toch ook geen écht zicht op het langs de hemel trekken van de reeks der zodiakale constellaties in hun vaste volgorde.
Een derde bevinding is: met name waar Vergilius spreekt over de morgen- of avondster, de éne planeet Venus dus onder zijn diverse benamingen, valt Vondels weinig-uitbééldende weergave van de suggestieve verzen uit Georgica en Bucolica op.
Op andere plaatsen tenslotte lijken - en met name is dat het geval waar wéérsverschijnselen een rol spelen - bij Vondels weergaven zijn ervaringen van het weer de overhand te krijgen boven de astronomische verwoordingen van zijn voorbeeld.
Toch wel verrassend is de felle kritiek van P.E.L. Verkuyl op de begripsmatige problemen die Vondel bij het vertalen had. Of een andere dichter uit Vondels tijd of uit zijn tijd het beter gedaan zou hebben?
Wat blijkt uit zijn onderzoek:
Eeuwenlang overschrijven van verkeerde vertalingen doet afbreuk aan het oorspronkelijke werk van Homerus en Hesiodus.
Samenwerking met sterrenkundigen waren de vertalingen inhoudelijk ten goede gekomen.
Home · contact · Een Klaar Zicht © 1995 - 2024